‘En waar zijn de wetenschapsvoorlichters in dit verhaal?’ was de terechte vraag aan het eind van de ‘Kijkje in de journalistieke keuken’-sessie over wetenschapsredacties van Bessensap. In essentie hebben Susanne Linssen (VPRO, Labyrint), Maarten Keulemans (Volkskrant) en Corlijn de Groot (NTR, Hoe?Zo!) lopen betogen dat de wetenschapper naar een wetenschapsjournalist moet stappen voor het beste communicatieadvies (OK, dichterlijke vrijheid, maar toch…). En natuurlijk kwam de onvermijdelijke politiek correcte ‘ik werk liever niet met voorlichters’ om de hoek.
Sorry hoor, maar wetenschappers kunnen toch echt beter naar hun plaatselijke wetenschapsvoorlichter stappen voor communicatieadvies. Bovendien moet je alle (wetenschaps)redacties de kost geven die ons wetenschapsvoorlichters bellen met de vraag of we ze vooral op de hoogte willen houden van interessante onderwerpen. Omdat wij wetenschapsvoorlichters er nou eenmaal zo lekker dicht op zitten. Wat willen jullie wetenschapsjournalisten nou eigenlijk van ons?
Eerst toch even terug naar wat er gebeurt met de wetenschapper zelf als het gaat om nieuws, altijd een handig uitgangspunt, degene om wie het echt gaat.
Wetenschappers staan niet stil bij mogelijke media-aandacht
Stap een willekeurige onderzoekerskamer binnen op een universiteit, en je hebt wel een verhaal te pakken. Een universiteit is wat dat betreft een schatkamer aan onderwerpen. Dat is de les die Maarten heeft geleerd als hoofdredacteur van TU Delft universiteitskrant Delta. Daarom kon Maarten tijdens de Bessensap-sessie met redelijk veel vertrouwen een willekeurige wetenschapper uit de zaal plukken met de vraag: ‘heb je nog nieuws?’. Negen van de tien keer is het raak (Maarten, wat zijn preciezere cijfers, of hoe vaak ging je weg zónder nieuws?).
Wetenschappers zijn bezig met hun onderzoek, niet met ‘het nieuws’. Ze staan er gewoon niet bij stil dat hun onderwerp groot of klein nieuws kan zijn. Extra ogen/oren in een universiteit die rondkijken naar nieuwswaardige onderwerpen, en die wetenschappers wijzen op de nieuwswaardigheid van hun onderzoek zijn alleen maar handig, lijkt me.
De stap om te bellen met een journalist is groot
Wetenschappers hebben al schroom om de lokale universiteitskrant te bellen, en dat zijn zo ongeveer collega’s. Een vermelding in het lokale universiteitsblad geldt voor sommige wetenschappers als het hoogst haalbare op het gebied van media-score. En zij moeten dan ‘de Volkskrant’ gaan bellen?
Niet alleen dat: je geeft je nieuws ook weg. Zodra je iets aan een (wetenschaps)journalist vertelt, ben je de controle over je onderwerp kwijt. En dat is eng. Misschien niet helemaal waar, maar als dit je perceptie is, dan is de stap naar een (wetenschaps)journalist echt heel groot. Want er kan van alles gebeuren met je, zie deze blog van collega Michel van Baal bijvoorbeeld. Of die (wetenschaps)journalist kan zeggen dat je onderwerp niet interessant is, ook al een naar idee.
Overleggen met je plaatselijke wetenschapsvoorlichter zorgt ervoor dat je als wetenschapper het juiste medium met de juiste boodschap kunt benaderen. Nog geen garantie voor succes, maar wel al beter. Scheelt wetenschapsjournalisten ook een hoop werk, denk ik dan. Of zijn we dan alleen maar aan het ‘spinnen/framen’?
Wie moeten ze precies bellen?
Misschien vergeet je dat wel ‘s als wetenschapsjournalist op je eigen stekkie, maar er zijn héél véél redacties waar een wetenschapper terecht kan met zijn of haar nieuws. En sommige redacties zijn voor bepaalde boodschappen relevanter dan anderen. Is iets leuk voor Hoe?Zo!, ScienceFlash, Labyrint, Sync.nl, het blad van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Trouw, de website DuurzaamGebouwd.nl, DWDD, architectenweb.nl, Volkskrant, Change Magazine, Waterforum Online, Hart van Nederland, ANP of een van de 9.000 andere journalisten van www.DePerslijst.com?
Zou Susanne de wetenschapper doorverwijzen naar één van deze media als het onderwerp niet precies in haar straatje past? Dat is wel waar de plaatselijke wetenschapsvoorlichter bij zal adviseren.
Waarom wil de wetenschapper media-aandacht?
Dat is een van de eerste vragen die een wetenschapsvoorlichter zijn of haar wetenschapper zou moeten stellen. Waarom wil je ‘de wereld’ eigenlijk vertellen over jouw geweldige onderzoek. Nou en?
‘Want het is mooi onderzoek’ is een geweldige reden, maar misschien wil je wel heel gericht een bepaalde boodschap ‘deze medicijnen hebben een mogelijke bijwerking’ kwijt bij een bepaalde doelgroep ‘patiënten(organisatie) of politiek oid’. Ik hoop dat een beetje wetenschapsvoorlichter dan adviseert om dan bijvoorbeeld naar het vakblad van die organisatie te stappen, ipv meteen naar de Volkskrant of Labyrint.
Andere belangen
Het belang van de wetenschapsjournalist – de eigen uitgave en hopelijk ook de lezer/luisteraar/kijker – hoeft niet hetzelfde te zijn als die van de wetenschapper.
En ik denk dat een beetje wetenschapsvoorlichter juist wel vooral het belang van die wetenschapper voorop zal stellen. Overigens ook gecombineerd met het belang van de eigen instelling natuurlijk.
Als je er voor kunt zorgen dat al die belangen in de pas lopen, heb je iets te pakken dat werkt.
Dus: wat doen wetenschapsvoorlichters voor nuttigs?
Wetenschapsvoorlichters draaien zich drie slagen in de rondte om:
– wetenschappers te adviseren over wat ze het beste aan welke media kunnen vertellen;
– allerlei redacties van nieuws te voorzien, ofwel door persberichten, ofwel door bellen, ofwel door adviseren dat de wetenschapper gewoon het beste even zelf kan bellen;
– allerlei redacties deskundigen te leveren bij actuele gebeurtenissen;
– een standaard basisinformatiestroom op gang te houden, de wetenschapsagenda en persberichten, waar ook wetenschapsjournalisten baat bij hebben.
Onder andere.
Hoezo, voor onderwerpen gaan liggen?
Nou en?
Een beetje serieuze wetenschapsjournalist kent zijn/haar vakgebied beter dan de gemiddelde wetenschapsvoorlichter en heeft deze niet nodig om de weg te vinden. En dat is prima, wij hebben de ‘echte’ wetenschapsjournalisten ook (bijna) nooit aan de lijn, houden zo.
Maar wij wetenschapsvoorlichters vervullen voor de wetenschapper zelf wel een nuttige rol. En om als wetenschapsjournalist daar zo onwetend/laatdunkend over te doen op een bijeenkomst als Bessensap vind ik erg jammer, op z’n zachtst gezegd. Doe het in ieder geval op basis van een goed beeld van wat wij nou eigenlijk allemaal doen, en niet op een algemeen ‘alle-voorlichters-zijn-slecht’-gevoel.
‘Wetenschap ontmoet pers, pers ontmoet wetenschap’, en het is soms best handig als daar een wetenschapsvoorlichter tussen zit.
Pingback: Wetenschaps-communicatie afschaffen, en dan? | RoyMeijer
Pingback: Wetenschapscommunicatie afschaffen, en dan? | @RoyMeijer
Pingback: Even over wat je *niet* schrijft, Maarten | Michel's Blog
Het korte antwoord: wat Jacqueline zegt.
Op mijn visitekaartje staat ook inderdaad Adviseur wetenschapscommunicatie.
Mijn opmerkingen gaan vooral over het proces voordat de wetenschapper de journalist belt.
Dus als de volgende keer tijdens Bessensap gevraagd wordt: ‘hoe passen wetenschapsvoorlichters in dit verhaal’, dan kun je de aanwezige wetenschappers melden dat ze ook naar hun plaatselijke wetenschapscommuncatieadviseur kunnen stappen met vragen over hoe het werkt in de media.
Ik zal op de PWC-lijst een voorstel gooien dat we per direct collectief onze functienaam veranderen. Wel zo duidelijk.
Er zaten bij Bessensap drie journalisten op het podium en die zaten daar niet vanwege de communicatieadviezen aan wetenschappers. Susanne Linssen’s opmerking ging dan ook niet over naar wie een wetenschapper moet stappen voor communicatieadvies, maar over het nut van voorlichters voor wetenschapsjournalisten. Dat nut is, althans voor de redactie waar Susanne en ik werken (Labyrint TV van VPRO/NTR), niet altijd even groot. Om te beginnen heb je op een redactie als Labyrint een voorlichter vaak niet nodig, omdat wij en onze collega’s zelf een netwerk in de wetenschap hebben.
Als ik een voorlichter bel, heb ik over het algemeen maar twee vragen. Vaak weet ik al wie ik moet hebben, dus als ik op de site geen contactgegevens kan vinden, wat bijvoorbeeld bij medische faculteiten het geval is, wil ik alleen weten hoe ik die onderzoeker kan bereiken. Uiteraard vertel ik dan ook kort waar ik die persoon voor nodig denk te hebben. Als ik niet weet wie ik voor een bepaald onderwerp moet hebben, vraag ik of er bij die instelling iemand onderzoek doet naar het onderwerp waar ik mee bezig ben. Persberichten (mits goed geschreven, wat niet altijd het geval is) kunnen daarbij natuurlijk ook heel nuttig zijn.
Ik zeg niet (en Susanne L. zei dat ook niet) dat er geen goede voorlichters bestaan. Veel voorlichters komen binnen een redelijke termijn met een antwoord waar ik iets aan heb. Er is een aantal instellingen waar ik met plezier de voorlichters bel, waar voorlichters zitten die een goed gevoel hebben welk nieuws bij welk medium past en daarom soms een extra mailtje sturen met de mededeling “kijk hier even goed naar, echt iets voor jullie”. Daar heb je wat aan. Maar er is ook een aantal dat zijn werk niet goed doet, namelijk voorlichten (over communicatieadviezen voor wetenschappers heb ik het niet, daar ga ik niet over). Niet zelden krijg je reacties waarvan de haren je te berge rijzen. Een bloemlezing, bijeengesprokkeld op de redactie van Labyrint:
– “Nee die kan ik in ons online telefoonboek niet vinden” (dank u, maar daar had ik al gezocht, daarom bel ik u).
– “Wat wilt u hem precies vragen?” (mag ik dat even met de onderzoeker zelf bespreken? dat bespaart beide kanten dubbel werk).
– De dooddoener “wat is de insteek?” (eerlijk is eerlijk, die hoor je vooral bij ministeriële voorlichters).
– Je wordt pas na een week teruggebeld. Of helemaal niet.
– Je belt het nummer van de wetenschapsvoorlichting en krijgt eerst de secretaresse aan de telefoon aan wie je je hele verhaal uitlegt. Vervolgens krijg je te horen dat ze me gaat doorverbinden met de wetenschapsvoorlichter en kun je opnieuw beginnen.
– Een voorlichter zegt twee dagen van te voren een draaiafspraak af “omdat er dan niemand van de afdeling voorlichting is”. Let wel, het ging hier niet om staatsgeheimen maar om met publieke middelen gefinancierd technologisch onderzoek, zonder politieke, commerciële, militaire of andere gevoeligheden.
– De voorlichter heeft geen idee wat Labyrint of Noorderlicht Radio is. Of niet weet dat Noorderlicht sinds 2002 niet meer bestaat als tv-programma. Ik ben niet zo kleingeestig dat ik me daardoor op de tenen gestaan voel, maar het maakt geen slimme indruk. Een beetje als een wetenschapsjournalist die niet weet wat Nature en Science zijn.
– Een voorlichter die ingrijpt tijdens een interview om te beletten dat de onderzoeker ingaat op voor sommigen pijnlijke conclusies uit haar onderzoek, terwijl die zwart op wit in diverse (al verschenen) publicaties staan.
Liever niet willen werken met voorlichters heeft niets met politieke correctheid te maken, maar is een rationele afweging van kosten en baten : soms is het handig, maar soms kan ik mijn tijd wel beter gebruiken. Als ik in mijn eigen netwerk of dat van mijn collega’s of op grond van persberichten de informatie vind die ik zoek, waarom zou ik dan nog een voorlichter bellen? En als ik die informatie niet heb, wil ik die graag van een voorlichter krijgen, zonder gedoe eromheen. Sommigen doen dat werk goed, maar anderen begrijpen nauwelijks wat wetenschappelijk onderzoek inhoudt. Lijkt me ook uit het oogpunt van hun werkgever niet goed.
@roy In jouw optiek zijn wetenschapsvoorlichters er dus om wetenschappers voor te lichten hoe ze met de pers om moeten gaan, en niet om journalisten voor te lichten over de wetenschap. Ik zou daar een andere beroepsaanduiding voor gebruiken. Communicatieadviseur, bij voorbeeld.
@Susanne zoals ook in het stuk staat, heb ik totaal geen problemen met het omzeilen van ons wetenschapsvoorlichters. En ik zie ook heel graag dat een wetenschapper meteen naar een journalist of redactie stapt. Graag zelfs.
Waar ik me wel aan stoor op een bijeenkomst als Bessensap, die specifiek gaat over wetenschap en media, je toch generaliseert over voorlichters, terwijl die selecte groep WETENSCHAPSvoorlichters die er rondloopt echt wel nuttig is voor de wetenschapper die niet meteen de telefoon durft te pakken. Bessensap is dan wat mij betreft niet de juiste plek om dat kamscheren toe te passen.
Mijn opmerking is niet in de juiste context opgevat. Het ging over ‘de plek van voorlichters’ in het veld van de wetenschapsjournalistiek. Toen heb ik gezegd dat ik liever direct een wetenschapper bel dan eerst naar de voorlichter te stappen. Ik raadde wetenschappers niet aan om bij mij te komen voor communicatie advies.
Dat ‘omzeilen’ (nogal negatief gesteld) van de voorlichter, kan in ons geval ook, wij (Labyrint en Noorderlicht) hebben een groot netwerk. Ik begrijp goed dat collega’s van nieuwsprogramma’s, waar geen wetenschapsjournalist op de redactie zit, dit niet doen. Zij hebben vaak grote haast en minder kennis.
Verder was het niet mijn bedoeling om alle voorlichters over een kam te scheren, ik heb uiteraard ook genoeg goede voorlichters aan de lijn gehad, die wel begrijpen dat we voor Labyrint niet iemand zoeken met 3 goede oneliners.